Janneke van Mens-Verhulst
1 augustus 2016
We zijn samen oud geworden, de andragologie en ik. Zij was een kind van haar tijd. Optimistisch over het vermogen tot verandering en verbetering– van individuen, samenleving en de wereld in het algemeen. Vol vertrouwen over de mogelijkheden die veranderingen te plannen en te sturen. In mijn eerste baan – artsen trainen in communicatie – kon ik veel van de sociaal-technologische inzichten toepassen. Geconfronteerd met de beperkingen in vrouwenlevens en werkend aan `bevrijding’ wist ik mij goed bewapend met de bewustwordings-, machts- en later ook zelfontplooiings-theorieën. Zelfs de onvoorspelbaarheden van het bestaan kregen een vriendelijker aanzien, dankzij de latere `chaostheorie’. Toch miste ik iets, op den duur. Wilt u weten wat?
Terugkijkend, zie ik een andragologie die met haar emancipatorische verhaal voortreffelijk aansloot bij de zich emanciperende groepen. Het was natuurlijk geen toeval dat de studentenpopulatie grotendeels bestond uit mannen die zich ontworstelden aan sociaaleconomische en culturele achterstanden of religieuze regimes. Studerende vrouwen, evenmin toevallig vooral afkomstig uit milieus waar een universitaire opleiding voorheen was voorbehouden aan hun broers, grepen met graagte de kans hun `zorgzaamheid’ naar academisch niveau te tillen. Over die herkomst reflecteerden we echter niet. Onze aandacht ging vooral uit naar lotsverbetering van anderen – doorgaans minder bedeelden. Dat konden plattelanders, arbeiders, werklozen of patiënten zijn. Gaandeweg kwamen daar vrouwen en seksuele en etnische minderheden bij.
Geleidelijk verloor het emancipatorische verhaalplot zijn dominantie en maakten andere plots furore. Het (neo-)romantische bijvoorbeeld, waarin het menselijk bestaan een avontuurlijke ontdekkingstocht is met veel uitdagingen en strijd, met als held de ‘empowerende’ mens die uiteindelijk niet alleen zijn zaken maar ook zichzelf onder controle heeft. Het past goed bij het neoliberalisme en is – niet verwonderlijk – door veel andragologen geadopteerd. Het ironische plot daarentegen legt de nadruk op dilemma’s en paradoxen en wijst op innerlijke tegenspraak en ambivalentie zoals die zich voordoen op en tussen alle niveaus van het bestaan. Denk aan `de een zijn dood is de ander zijn brood’, `de klant als storing’, ` of `hoe word ik een rat?’. Daar hoort zelfspot en relativering bij. Bij dit plot voel(d)en de meeste andragologen zich niet zo thuis. Misschien willen ze het nog wel in hun analyses gebruiken, maar als leidraad voor hun handelen?
Gek genoeg heeft het tragische plot weinig aandacht gekregen. Vergeleken bij het emancipatoire plot, biedt het meer oog voor de onoplosbare conflicten in het leven en de onvermijdelijkheid van spanningen en tegenstellingen. Het doet ons beseffen dat sommige problemen hoogstens tembaar zijn; iedere overwinning verlies in zich draagt; elk succes een prijs kent en er geen leven bestaat zonder lijden. Dit verhaalplot wil ik anno 2016 graag alsnog aan de andragologie toevoegen. Het creëert narratieve ruimte voor de tragische aspecten van onze disciplinaire én persoonlijke biografie: wat mankeerde en mankeert er aan; waar schuurde het en waar doet het (nog steeds) pijn?
Mede geïnspireerd door White Innocence van Gloria Wekker (www.nieuwwij.nl/interview/gloria-wekker-het-culturele-archief-van-nederland/) geef ik al vast een voorschot op het laatste: als andragologen reflecteren we te weinig op onze eigen positie en blinde vlekken en zijn we te afstandelijk bezig met diversiteit. Persoonlijk voel ik me – hoewel wit en hoog opgeleid – als vrouw en oudere onzichtbaar in de colleges over burgers, professionals en personen. Is dat nu toch weer reden voor emancipatie?
Zie www.vanmens.info/verhulst en www.vanmens.info/verhulst/en. Ecm: prof.dr.J.vanMens-Verhulst@vanmens.info.